woensdag 15 januari 2014

Burgemeesters Van Korbeek-Dijle Tussen 1800 En 1976 – deel 23

Vervolg van 7. Jan Francis Mommaerts

Evolutie van de bevolking

In de loop van de 19de eeuw (tussen 1800 en 1900) is de bevolking van Korbeek-Dijle verdubbeld (van ongeveer 400 naar ongeveer 800):

-1795: 366 inwoners

-1828: 440

-1840: 585

-1847: 601

-1881: 700

-1900: 745

-1907: 788

-1913: 836

-1917: 841

-1920: 843 (hoogtepunt van de jaren 1900)

-1927: 809

-1937: 761

-1947: 757

-1949: 753

-1961: 694

-1962: 688

-1967: 669 (laagtepunt van de jaren 1900)

-1969: 679

-1971: 683

-1973: 674

-2006: 819

-2008: 845

-2010: 851

-2012: 873

8. Engelbert De Greef (°Korb.D.1862/+Korb.D.1919) Burgemeester 1910-1919

Na het overlijden van burgemeester Jan Francis Mommaerts was Engelbert De Greef (den Ingel) eerst plaatsvervangend burgemeester en op 12.5.1910 werd hij officieel tot burgemeester benoemd.

Op 17.4.1910 en op 7.6.1910 behandelt de gemeenteraad een vraag van Frans De Greef (1872-1942) (Cis va Lienes, de vader van Rik en Lamme va Cis) tot het bekomen van een toelage voor het aanleggen van een aalput. Het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Landbouw geeft een toelage = 1/4 der uitgaven. De Provincie geeft niets, en de Gemeente moet een toelage van 1/8 geven.

Op 11.12.1910 kiest de gemeenteraad een nieuwe schepen ter vervanging van Engelbert De Greef die burgemeester werd benoemd. Guillaume Mommens wordt verkozen met 6 stemmen op 6.

De raad ziet er dan als volgt uit:

-De Greef Engelbert, burgemeester

-Mommaerts Jozef, schepen

-Mommens Guillaume, schepen

-De Wit Karel, raadslid

-De Coster Jozef, raadslid

-Buekenhout Désiré, raadslid

Engelbert De Greef verdiende zijn brood als bediende in het hypotheekkantoor van Leuven. Door deze beroepsactiviteit was hij veel afwezig in Korbeek-Dijle en het was Jozef Mommaerts (Jef van Jan Cisses) die optrad als “schepen, afgevaardigd ambtenaar van de burgerlijke stand” van april 1910 tot eind 1919.

Veldwachter

Eveneens op 11.12.1910 beslist de gemeenteraad haar geldelijke bijdrage te leveren om de Provincie toe te laten aan de veldwachters een waterdichte overjas uit te delen.

Dooibarelen

Nog op 11.12.1910 gaat de gemeenteraad akkoord met een vraag van de gouverneur om een rode vlag te hijsen op de toren onmiddellijk na ontvangst van het telegram dat het sluiten der dooibarelen aankondigt; de opening der barelen zal aangekondigd worden door de wegneming van de vlag. Gekasseide wegen konden erg beschadigd worden door er met karren of wagens over te rijden bij de eerste dooi. Het sluiten van de dooibarelen betekende dat kasseiwegen niet mochten gebruikt worden voor “zwaar” verkeer.

Ruimingswerken aan de Beek

Op 18.6.1911 wijst de gemeenteraad de ruimingswerken aan de Beek toe aan Karel Ruelens (1857-1937), een van de drie ongehuwde broers van de Nezze en de Dizzer die nog samenwoonden in het ouderlijk huis naast de pastorij, voor de prijs van 60 fr, het laagste bod.

Ruimingswerken aan de Leibeek

Op 7.7.1912 werden die werken toegewezen aan Francis Vermeulen voor de som van 55 fr. Of Francis Vermeulen “den Boer” (1858-1917) was, of “den Baron” (1876-1968) blijft een open vraag.

Tien jaar later, in 1921, zal Karel Ruelens de Leibeek mogen ruimen voor 240 fr.

Eveneens op 18.6.1911 beslist de gemeenteraad geen periodische aanpassing toe te passen op de wedde van de gemeenteontvanger maar een eenmalige verhoging toe te kennen van 250 naar 275 fr per jaar.

Vreemd genoeg, waarschijnlijk onder druk van hogerhand, wordt de jaarwedde van de ontvanger op 25.8.1912 op 400 fr gebracht met terugwerkende kracht vanaf 1.1.1912.

Op 24.9.1911 voorziet de raad in de begroting van 1912 een som van 60 fr voor prijsuitdeling aan de leerlingen.

Voor de grote aanpassings- en herstellingswerken aan de weg tussen de baan Leuven-St.Jansberg en de Dijlebrug, die sinds de eerste bespreking ervan op de gemeenteraad van 29.6.1909 veel inkt hebben doen vloeien omwille van de financieringsproblemen, wordt Jan Crabbé op 24.9.1911, op zijn vraag, voorgesteld als toezichter, op voorwaarde dat hij aangenomen wordt door de provinciale architect. Jan Crabbé is in het bezit van een diploma van toezichter voor zulke werken.

Dat de financiering van die werken problemen stelde mag duidelijk zijn uit de grootte van de uitgaven die er voor opgenomen werden in de rekening van 1911, nl. 50.885,80 fr.

(wordt vervolgd)